De Nederlandse kunstenaar Maarten Overdijk (1977) heeft op dit moment zijn eerste solotentoonstelling bij Jeanine Hofland Contemporary Art in Amsterdam. Overdijk werd in 2009 dankzij zijn schilderijen op de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam aangenomen. Tijdens zijn residency is hij overgestapt van schilderkunst naar installatiekunst. In de tentoonstelling Inverse Archaeology is een installatie te zien met driedimensionale witte achthoeken, schilderijen met transparante dragers en witte zuilen van gips. CultuurBewust.nl sprak met hem over zijn werkwijze en zijn ideeën.
Hoe verklaar je de overgang van schilderkunst naar installatie?
“De veranderingen vallen samen met mijn achtergrond. Ik heb voor de Rijksakademie nooit een kunstacademie gedaan. Mijn achtergrond ligt in de wetenschap, in de psychologie. Toen ik me full time op mijn beeldende werk ging richten, merkte ik dat het schildersmedium – zoals ik het gebruikte – mij beperkte in de ideeën en problemen die ik eigenlijk wilde behandelen. Daarnaast was de Rijksakademie dé plek om in aanraking te komen met advisors (bekende kunstenaars die kunstenaars op de Rijksakademie begeleiden – red.) en andere residents die je stimuleren om te experimenteren.”
Kan je daar een voorbeeld van geven?
“Op de Rijksakademie ben ik begonnen met het experimenteren met transparante dragers. De Rijksakademie staat bekend om zijn technische werkplaatsen waar veel expertise is. Als schilder kom je snel bij het verflab terecht, wat een soort scheikundelab is. Veel kunstenaars experimenteren met allerlei chemische stoffen, van polyester tot spuitlak. Via het verflab kwam ik dan ook bij de transparante polyesterfolie terecht.”
In de tentoonstelling hebben de spieramen inderdaad geen canvas, maar een transparante drager. Wat vind je daar zo interessant aan?
“Wat ik interessant vond is om het schilderij als het ware te destabiliseren, wat je in feite krijgt als je er een transparante drager op zet. Het is dan niet meer een plat vlak aan de muur, maar je ziet de muur zelf ook. Je kunt door het werk in de ruimte kijken, een soort ‘verruimtelijking’ dus.”
Wat is het uitgangspunt van je eerste solotentoonstelling Inverse Archaeology?
“Het uitgangspunt in de tentoonstelling is een ‘relationele’ benadering van de menselijke waarneming: het werk komt tot stand in de ervaring van de toeschouwer. Het gaat in de tentoonstelling niet om de objecten an sich, maar om de relatie die ontstaat tussen de objecten en de toeschouwer. Het werk wordt als het ware geactiveerd door de toeschouwer, door middel van een mentale constructie. De ideeën over mentale en fysieke constructie komen vanuit mijn achtergrond in de psychologie. De Russische theoreticus Ivan Chtcheglov beschreef het volgende psychologisch principe: op het moment dat je een bepaald interieur binnenloopt neem je de vaas die in de hoek staat niet direct op een bewuste manier op. Als je vervolgens terugkomt in die zelfde kamer en de vaas is weggehaald, dan wordt de afwezigheid van de vaas een aanwezigheid die je kunt voelen. Ik vond dat heel helder beschreven. Afwezigheid is een sterke trigger voor de mentale constructie.”
Wat bedoel je precies met ‘mentale constructie’?
“Toen ik 14 of 15 jaar was kwam ik in aanraking met het boek De Geheugenkunst van Francis Yates. Dat ging over hoe redenaren in de Griekse en Romeinse tijd bepaalde speeches onthielden. Dat deden ze door zich een gebouw mentaal voor te stellen om vervolgens met behulp van bepaalde strategisch geplaatste symbolen een wandeling door het gebouw van hun geheugen te maken. Ik vond de gedachte van het internaliseren van een gebouw toen al heel fascinerend. In de zeventiende eeuw werden die geheugentraktaten nog steeds gebruikt en gingen mensen die geheugengebouwen zelfs weer externaliseren door ze concreet te bouwen. De gebouwen zelf zijn helaas niet bewaard gebleven, maar het idee stond wel model voor de bouw van Shakespeare’s Rose Theatre. Het bouwen van een geheugentheater doet de grens tussen interieur en exterieur vervagen. Het fysieke is het mentale geworden en het mentale wordt geprojecteerd op de fysieke ruimte. Een soort mentale architectuur dus.”