Kunstenaars spelen met poppen

Van artistiek hulpmiddel tot voorwerp van aanbidding: op de tentoonstelling in het pas heropende Parijse Musée Bourdelle krijgt een onschuldig atelierattribuut als de ledenpop verleidelijke trekken.

door Julia Geerlings/ recensie / kunst algemeen

In de Griekse mythe over Pygmalion wordt een beeldhouwer verliefd op een door hemzelf vervaardigd, ivoren vrouwenbeeld dat tot leven komt. Dit zogeheten pygmalionisme was ook kunstenaars niet vreemd, blijkt op de tentoonstelling ‘Mannequin d’Artiste, Mannequin Fetiche’ in het Musée Bourdelle in Parijs. De seksuele fascinatie met een standbeeld, mannequinpop of ander figuratief object wordt op humoristische wijze verbeeld door de slapstickfilm L’Artiste et le Mannequin van de Franse filmpionier George Méliès uit ca. 1900. Daarin schildert een kunstenaar (Méliès zelf, met grote nepbaard) in zijn studio een pop na maar wanneer hij zich omdraait, neemt een jongedame de plaats in van de pop om hem in de maling te nemen. De film zet de toon voor de expositie, die voor het eerst de veranderende verhouding tussen kunstenaar en pop weergeeft.

De pop als hulpmiddel

Aanvankelijk gebruikten kunstenaars ledenpoppen vooral om de anatomische verhoudingen van het menselijk lichaam en de stofuitdrukking rond het lichaam na te bootsen. In zijn Trattato di archittettura adviseerde de Florentijnse beeldhouwer Filarete (1406-1469) het gebruik van een ‘kleine houten figuur met beweegbare ledematen’ om een en ander di Naturali na te tekenen. Dit kleine model van hout of was kwam ook van pas bij het samenstellen van een compositie. Uiteenlopende schilders als Michelangelo, Titiaan, Poussin, Gainsborough, Degas, Courbet, de prerafaëlieten en Cézanne gebruikten poppen als hulpmiddel. Deze werden vaak van eenvoudige materialen gemaakt en weggegooid nadat ze hun dienst bewezen hadden. De meeste bewaard gebleven poppen dateren van na de achttiende eeuw en komen uit Oostenrijk en Duitsland. Deze ‘Gliederpuppen’ zijn net wat beter vervaardigd en werden vaker voor verschillende kunstwerken door dezelfde kunstenaar gebruikt. Een mooi voorbeeld is een Duitse Gliederpuppe uit omstreeks 1550, zeer gedetailleerd in hout uitgevoerd.

De pop als fetisj

In de negentiende en twintigste eeuw wordt de pop zelf het onderwerp en krijgt de relatie tussen kunstenaar en pop steeds meer persoonlijke en zelfs erotische trekken. Kunstenaars raken gefascineerd door de poppen en spelen, geïnspireerd door freudiaanse ideeën, met hun unheimliche, aan voyeurisme appellerende uitstraling. In fotografie, schilder- en beeldhouwkunst worden poppen op realistische, humoristische en erotische wijze afgebeeld. De expositie toont onder meer werken van Giorgio de Chirico, Herbert List, Man Ray, Alan Beeton en Denise Bellon. Het meest tot de verbeelding spreken de schilderijen van Oskar Kokoschka (1886-1980) en de foto’s van de surrealist Hans Bellmer (1902-1975). Kokoschka bestelde in 1918 een levensgrote pop met de trekken van zijn onbereikbare liefde Alma Mahler en maakte daarnaar verscheidende fetisjistische werken. Bellmer construeerde vanaf 1933 fetisjachtige poppen uit delen van etalagepoppen, gecombineerd met hout, metaal en gips, als complete lichamen of gedeelten daarvan. Hij fotografeerde deze in steeds andere (seksuele) poses.

Musée Bourdelle

De tentoonstelling waarmee het Musée Bourdelle na een maandenlange renovatie heropent, geeft een boeiend inzicht in de kunstenaarspraktijk en past daarom perfect bij dit voormalige woonhuis met tuin en atelier van de Franse beeldhouwer Antoine Bourdelle (1861-1929). Aan de hand van recent opgedoken, historische foto’s is het opnieuw in originele staat ingericht. Vanuit de donkere, dramatisch ingedeelde tentoonstellingsruimte kom je in de beeldentuin en de permanente tentoonstelling. Daarnaast is er ruimte voor bezoekers die Bourdelle’s sculpturen in de tuin en in het atelier kunnen naschilderen. De rode draad in de tentoonstelling, de transformatie van hulpmiddel tot icoon en muze, krijgt daardoor een extra lading.

‘Mannequin d’Artiste, Mannequin Fetiche’ t/m 12 juli in Musée Bourdelle, Parijs; di-zo 10-18; € 9,00; catalogus € 49,90; www.bourdelle.paris.fr